Anesthesie
Een heuparthroscopie word onder narcose uitgevoerd. Bij narcose is het gemakkelijker iemand te verslappen waarbij en minder kans is op tractie gerelateerde complicaties. De gehele procedure duurt gemiddeld 1 uur.
Positionering
Aangezien het heupgewricht zo stug is, wordt de procedure uitgevoerd op een tractietafel. Hierbij wordt er in het kruis een goed gewatteerde post geplaatst en krijgt u twee schoenen aan welke aan de tafel bevestigd zijn, door aan deze schoenen te trekken wordt de heup iets uit de kom getrokken, waardoor er in het gewricht gekeken kan worden. Zonder deze tractie zou een heuparthroscopie niet mogelijk zijn.
Operatie techniek
Om in de heup te kunnen kijken wordt er eerst een kleine snee (1 cm) gemaakt aan de zijkant van het bovenbeen. Onder röntgendoorlichting wordt een naald in het heupgewricht gebracht, hierdoor heen wordt een een voerdraag in het gewricht gebracht. Over deze voerdraad worden buisjes met een oplopende diameter geschoven 4-6 mm om ruimte in het heupkapsel te maken. Vervolgens kan de camera in de heup worden gebracht via deze toegang. Een tweede toegang wordt meer aan de voorzijde van het bovenbeen gemaakt, ook hier weer met naald en voerdraad. Via deze tweede portal kan een instrument worden ingebracht om mee te werken, bijvoorbeeld een shaver of een elektrisch mes. Het gewricht wordt continue gevuld met water onder een lichte druk (50-70 mmHg) om alles te kunnen zien. Het kraakbeen om de kop en in de kom wordt geinspecteerd en het labrum wordt geinspecteerd. Door het met een tasthaakje aan te raken/haken kan de orthopeed voelen wat de kwaliteit van het kraakbeen is, en of het labrum intact is.
Bij een labrumscheur wordt gekeken of dit “hechtbaar” is, indien dit het geval is wordt het schoongemaakt en worden er botankers boven de heupkom geplaatst waarmee het labrum dmv speciaal hechtdraad wordt vastgemaakt. Bij een niet hechtbare labrumscheur wordt deze genettoyeerd totdat er stabiele randen overblijven.
Kraakbeenletsel worden, indien er een volledig defect is tot op het onderliggende bot, schoongemaakt en opgeruwd volgens de microfractureer techniek, waarbij er kleine gaatjes in het bot onder het kraakbeen gemaakt worden. Het is dan de bedoeling dat het kraakbeengat zich opvult met littekenweefsel.
Als er impingment aanwezig is dan moet er ook in het buitenste compartiment van de heup gewerkt worden. Om hier te komen wordt de tractie van het been gehaald en wordt de camera voorzichtig in het buitenste compartiment gebracht. Hier wordt gekeken of er een uitstulping op de overgang de de nek naar de heupkop is. Deze bump is de oorzaak van een CAM impingment en wordt met een frees weggevijld.
Bij een pincerimpingement is de ingreep ingewikkelder, hier is er geen bump op de nek-kop overgang maar een te ver uitstekende rand van de kom. Om dit te behandelen moet het labrum losgemaakt worden, de rand van de kom bijgevijld worden totdat het de juiste maat heeft en vervolgens moet het labrum teruggehecht worden met ankers.
Hieronder een voorbeeld van wat de chirurg ziet tijdens een heuparthroscopie.